DE KUNST VAN HET VERKOPEN
Godfried Bomans
Maar heerlijk waren de verkopers. Zij droegen in mijn tijd een snorretje
en hielden, als mijn moeder het woord tot hen richtte, het hoofd een weinig
schuin. Dit drukte bereidwilligheid uit. Tegelijk kwam er een honingzoet lachje
op hun gezicht. « Mevrouw, wàt mag het zijn ? » Dit was de
aanvangszin. Of ook wel « Wat had u gehad willen hebben ? » Dit
werd uitgesproken met het bovenlijf enigszins voorovergebogen en met de vingers
rechtstandig uitgespreid op het politoer van de toonbank. De intonatie van de
stem verried een oneindige offervaardigheid en de stellige zekerheid dat, wàt
mijn moeder ook begeerde, het er wezen zou. Mijn moeder zei het dan. Zij zei
bijvoorbeeld : « Gele shantoeng, genopt. » Wat de bediende dan
deed was aardig. Hij deinsde een schrede achteruit, om verrassing te kennen te
geven. Vervolgens boog hij zich voorover en sprak met gedempte stem :
« Dat hebben we nu juist gisteren uit Engeland aangekregen. Voor de
intieme clientèle. » Vervolgens spoedde hij zich op zijn tenen heen.
Mijn moeder toonde niet de minste verbazing. Zij bleef spijkerhard. Zij
voelde de stof tussen duim en wijsvinger en snoof er aan. Soms beet zij er ook
in. Tenslotte sprak zij : « Neen. Dit is niet wat ik bedoel. Ik
bedoel iets anders. »
Wat er dan gebeurde was weer bijzonder aardig. Perfect toneel. De man
keek om zich heen, of er ook iemand luisterde. Dan fluisterde hij :
« Mevrouw, bedoelt iets fijns ? Iets aparts ? » En zonder
het antwoord af te wachten, hief hij de wijsvinger op en keek daarlangs mijn
moeder op schalkse wijze aan. Hij bedoelde haar hiermee in een kleine
samenzwering te betrekken, waarvan de rest van het personeel niets wist.
Vervolgens ijlde hij weer op zijn tenen heen. Toen de man terugkwam, had hij
een grote rol onder zijn arm. Hij wierp deze ruw op de toonbank, sloeg een slip
ervan open en sprak met vaste stem : « Voor Mevrouw. » Na deze
uitspraak trad hij een stap achterwaarts en zweeg. Dit zwijgen was bedoeld om
mijn moeder gelegenheid te geven zich te herstellen. Hij wilde haar doen
bekomen van haar verbazing, haar als het ware een ogenblik alleen laten met dit
stukje. Als deze stilte een minuut geduurd had, nam hij andermaal het woord.
« Pure zij, » sprak hij zachtjes, « een bloot toeval, dat we die
rol nog hebben. Als het uitlekt wordt het ons uit de handen vandaan gerukt. En
bekijkt u dat weefsel eens. Bekijk het eens vlak op de hand. Ragfijn. En toch,
oersterk. Je kunt eraan hangen, je kunt erop staan, je kunt erop trappen,
Mevrouw. »
Ik heb bedienden gekend, die dan ook werkelijk zo’n rol tegen de grond
kwakten en erop begonnen te dansen, roepend : « Kreukt niet !
Krimpt niet ! Kraakt niet ! » Dat waren hartstochtelijke
naturen. Ook herinner ik mij een bleke bediende met een wrat opzij van de neus.
Zijn meesterschap bestond erin, dat hij de bezwaren van mijn moeder, door ze in
een andere toon te herhalen, tot kwaliteiten omtoverde. Als mijn moeder bij
voorbeeld zei : « Ik vind de kleur wat mat, » dan geraakte hij
terstond in verrukking : « Mat, Mevrouw. Precies. Dat is het woord.
Een effen, gedistingueerde tint. U hebt er kijk op. » Hield mijn moeder
vol door te zeggen : « Jawel, maar is het niet wat saai ? »
dan antwoordde hij : « U slaat de spijker op de kop. Streng, koel, gereserveerd.
Geboren voor een figuur als het uwe. »
Die man was niet te slaan. Zijn chef heeft zich ten slotte van hem
moeten ontdoen. Hij was té goed. Hij was in staat de mensen àlles te verkopen,
of ze het hebben wilden of niet. Hij kon iemand die, om een stuk lamézijde
kwam, met een lap jute in extase brengen.
Zulk een verkoper kan, juist door zijn magische kwaliteiten, een zaak
ten gronde richten, want de mensen gaan wel met een waardeloze baal naar huis,
maar ze komen niet meer terug. Thuis vervallen ze in razernij, werpen hun baal
de tuin in en gaan naar een andere winkel ….
Uit
Nieuwe Buitelingen
Ik was vergeten hoe goed de mens was.